Als een kinderopvangorganisatie verantwoordelijkheid neemt voor kwaliteitsmeting op het eigen pedagogisch beleid door het inzetten van de monitor, krijgt zij actuele en specifieke informatie voor doelgericht verbeteren en effectief scholingsbeleid.Het maakt de organisatie een sterkere gesprekspartner naar klanten, inspectie, samenwerkingspartners en omgeving.
5. Kwaliteit van de leefomgeving.
Zie onze bronnenpagina voor meer informatie.
De monitoring wordt uitgevoerd door een staffunctionaris die kundig is op het gebied van observeren en beoordelen. Meestal gaat het om een pedagoog of pedagogisch coach; het is de persoon die verantwoordelijk is voor pedagogische kwaliteitsbeoordeling en verbeterbeleid.
De functie van pedagogisch coach combineert goed met degene die de monitor uitvoert. Het monitorresultaat geeft pedagogisch coaches input om hun beleid op effect te beoordelen, en hierover het gesprek aan te gaan met pm’ers, management, inspectie, oudercommissie en eventuele andere samenwerkingspartners.
Het inzetten van de monitor PiB is een vorm van hoogwaardige en serieuze zelfreflectie. Door het gebruik van items uit twee gevalideerde en landelijk gedragen instrumenten, kijkt u naar ‘de juiste indicatoren’ voor kwaliteit.Door de monitor te laten uitvoeren door de pedagoog of pedagogisch coach, kijkt u met deskundige ogen. Die ogen kunnen intern worden gevalideerd door de observaties met enige regelmaat met meerdere personen uit te voeren en na te bespreken. Speciaal hiervoor is in de monitor een ‘dubbel resultaat’-scherm ingebouwd, die direct laat zien waar overeenkomsten en -grote- verschillen zitten. Zo ontstaat eenheid van taal en begrip over pedagogische kwaliteit in de organisatie.
Er is geen verplichting om de monitor uit te voeren; frequentie is dus altijd een eigen keuze.Uit de pilots blijkt dat het een meerwaarde heeft om jaarlijks te observeren, voorafgaand aan het inspectiebezoek. Het eigen resultaat kan dan naast het oordeel van de inspecteur komen te liggen, waardoor het gesprek over de stand van zaken aan kwaliteit wint. Beide partijen gebruiken immers hetzelfde instrument, met dezelfde items.Indien een organisatie kiest voor een specifieke interventie (bijvoorbeeld bijscholen op spelgerichtheid), dan kan een tussentijdse extra observatie zinvol zijn, -desnoods op een selectie van items-, om te zien wat het effect hiervan is. Je voert dan als het ware een voormeting en een nameting uit.
Nee, de monitor is primair bedoeld om de ‘outcome’ voor kinderen zichtbaar te maken. Observatieresultaten worden gescoord op groepsniveau; naar namen van groepsleiding wordt niet gevraagd.Het doel van de monitor is om zichtbaar te maken of kinderen in de opvang krijgen wat zij nodig hebben voor gezond, veilig en kansrijk opgroeien. Als een groep of locatie dit niet kan bieden is er noodzaak tot veranderen. Dat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Het centrale beheer van de monitor PiB wordt gevoerd door het Nederlands Jeugdinstituut/ NJi in Utrecht. De dataopslag voldoet aan alle actuele veiligheidseisen aangaande privacy en bescherming van digitale omgevingen.Iedere PiB-deelnemer krijgt een eigen toegang naar het centrale beheer; iedere kinderopvangorganisatie heeft dus een eigen ‘voordeur’. In die eigen omgeving staan de namen van locaties en ‘personen met invoer- cq kijk-rechten’ startklaar.
Per locatie is zichtbaar door wie en wanneer hier PiB-observaties zijn uitgevoerd. Alle eerdere rapportages zijn steeds oproepbaar.
Tijdens of na observatie op de groep voert de observator/pedagogisch coach de resultaten in via laptop of tablet. De scoring kan in willekeurige volgorde door de items heen gaan, waarbij steeds zichtbaar blijft welke item-categorieën nog deels openstaan.
Vervolgens is er direct rapportage beschikbaar om te bespreken met het team en locatiehoofd. De rapportage per groep kan worden opgeschaald naar rapportage per locatie.
Meerdere personen in de organisatie kunnen gemachtigd zijn om te scoren; het definitief invoeren of accorderen van de gevonden resultaten is meestal voorbehouden aan één persoon.
Als een substantieel gedeelte van de houders werkt met de monitor PiB kan een representatief beeld gegeven worden van de stand van zaken in het land of in een regio, zonder dat de deelnemende organisaties herkenbaar zijn.Het wordt dan mogelijk om op elk moment te zien hoe het staat met de emotionele kwaliteit in de babygroepen in Nederland, of met de inzet op sociale competentie in bso’s in de regio Noord in vergelijking met de regio Zuid.
Het kan zinvol zijn voor een houder om zichzelf te beoordelen binnen de geleverde prestaties in zijn regio/omgeving.
In principe zijn straks meerdere vragen te beantwoorden over de vijf onderzoeksthema’s.Bijvoorbeeld:
Kinderopvangorganisatie KindeRdam in Rotterdam en het Nederlands Jeugdinstituut in Utrecht ontwikkelen de monitor PiB als gelijkwaardige samenwerkingspartners. Gedurende de ontwikkelperiode 2017 – 2020 zijn zij de tijdelijk eigenaars.Dit eigenaarschap wordt na 2020 overgedragen aan sectorpartners. Het is de kinderopvangsector zélf die moet bepalen wat nut & noodzaak van de monitor PiB voor haar werkveld zal zijn. KindeRdam en NJi zullen het gedeeld auteursrecht houden; het NJi houdt het technisch beheer.
Tijdens de ontwikkelperiode maakt een beperkte pilotgroep gebruik van de monitor. Hun ervaring is nodig om tot optimaal en handzaam gebruik te komen. Deze pilotgroep bestaat uit opvangorganisaties die zijn aangesloten bij KINDwijzer, conform afspraken hierover met de KINDwijzer-groep. Daarnaast doet de SmallSteps, onderdeel van KidsFoundation, met een paar locaties mee, en BSO Knoet.
Na de overdracht aan sectorpartners bepalen die groepen wat de toegangsvoorwaarden voor deelname zijn. Helderheid hierover is te verwachten in de loop van 2020.